Ligging
De Slachthuisbuurt heeft de volgende grenzen: Zomervaart (noord); Zuider Buiten Spaarne (west); Prins Bernhardlaan (oost) en Schipholweg (zuid). De begrenzing bestaat uit water aan de noord- en westkant en stadsstructuurwegen aan de oost- en zuidzijde. Langs het Zuider-Buitenspaarne loopt de drukke Schalkwijkerstraat.
Het Slachthuis en andere vroege bebouwing
Tot 1907 bestond de Slachthuisbuurt voornamelijk uit weilanden met een enkele boerderij langs de Zomervaart. Twee boerenwoningen aan de Zomervaart herinneren hier nog aan, en ook aan de agrarische gordel die Haarlem omringde. Langs de Schalkwijkerstraat bevonden zich enkele bedrijven, zoals houthandel Peltenburg. In dit hoekje vond nog voor de systematische uitbouw van de buurt de eerste volkswoningbouw van de latere Slachthuisbuurt plaats: woningen aan de Zomervaart en Zomerstraat.
Een belangrijke gebeurtenis deed zich in 1907 voor. De gemeente nam het ‘Openbaar Slachthuis’ in gebruik. Aan dit gebouw of liever gezegd complex ontleent de buurt z’n naam.
Het Slachthuiscomplex stond toen nog in de weilanden, ver buiten de bebouwing.
Het slachthuis verving zo’n 150 à 160 particuliere slachtplaatsen. In de periode 1933-1935 breidde het Slachthuis uit omdat Haarlem ook voor omliggende gemeenten ging slachten. Naarmate de jaren vorderden ontwikkelde het zich tot een centrum van de handel in vlees. In 1993 kwam een einde aan de functie van slachthuis. De gebouwen bieden nog steeds onderdak aan bedrijven, waarvan sommige in de vleessector.
Systematische stadsuitbreiding 1918-1930
Tot 1918 bleef het gebied van de latere Slachthuisbuurt nagenoeg onbebouwd. Zo’n tien jaar later stond er een complete woonbuurt. Dit als gevolg van een systematische stadsuitbreiding om te voorzien in woningen voor de nog steeds groeiende arbeidersbevolking. Een onderzoek naar de Sociale Structuur van Haarlem uit 1961 wijst uit dat het vooral de ‘betere’ arbeiders waren die in de Slachthuisbuurt kwamen.
Basis voor de uitbreiding vormde een herziening uit 1916 van Dumonts algemene uitbreidingsplan voor Haarlem uit 1905. In het plan van 1905 ontwikkelde Dumont de buurt volgens een stervormig stratenpatroon. In het plan van 1916 wijzigde hij dat idee onder invloed van buitenlandse, vooral Duitse ontwerpers. De Slachthuisbuurt is een product van de Woningwet en van de actieve invulling die de overheid daar na de eerste wereldoorlog aan gaf. Vrijwel alle woningen werden door woningbouwvereningen gebouwd. De kwaliteit van de architectuur en woningen kregen duidelijk meer aandacht dan bij de vooroorlogse bouw in het Amsterdamsch Kwartier.
De Slachthuisbuurt is gebouwd in een tijd waarin de tuinstadgedachte erg leefde. Niettemin verraadt de buurt weinig aandacht voor openbaar groen. Uit economische overwegingen bleef dit voornamelijk beperkt tot enkele stroken rond het slachthuis, de bermen langs de Zomervaart en Gouwwetering en boomaanplant in de hoofdstraten. Het groen rond het Slachthuis heeft vooral een functioneel karakter: afstand creëren tussen slachthuis en woongebieden.
Veel aandacht kreeg de stedenbouwkundige vormgeving. Zo kent de buurt een goede ontsluiting met brede straten in een kruispatroon, die aansluiten op de smallere straten. De gedraaide, eindige straten geven de buurt een intiem, besloten en gevarieerd karakter. De woonstraten zijn smal (10-15m breed), woningen staan dicht op elkaar. Over het algemeen hebben de huizen geen voortuinen. Veel woningen zijn laag: één bouwlaag met een kap. Na vernieuwing heeft een deel van deze woningen er later één bouwlaag bij gekregen. Ook zijn er complexen met van oorsprong twee volle lagen. Gestapelde woningbouw komt bijna alleen voor in de Slachthuisstraat en Godfried van Bouillonstraat.
Bijzondere zorg was er ook voor de architectuur. De sociale woningbouw is duidelijk geïnspireerd door de Amsterdamse School. Veel woningen vertonen kenmerken van deze bouwstijl, andere tonen meer verwantschap met voorlopers van de nieuwe zakelijkheid. In het concept-bestemmingsplan van eind 2002 noemt de gemeente de woningbouwcomplexen rond het Hof van Egmond en langs de Schalkwijkerstraat in stedenbouwkundig opzicht het belangrijkst.
De woningen in het westelijk deel van de Slachthuisbuurt werden vrijwel allemaal door woningbouwverenigingen gebouwd. Ook nu behoren ze nog tot het corporatiebezit. Ten noorden van de Slachthuisstraat bouwden christelijke woningbouwverenigingen en vooral de katholieke woningbouwvereniging St. Bavo-Oost. Het gebied aan weerszijden van de Kruistochtstraat, met onder andere de Emostraat, Damiatestraat, Graaf Willemstraat en Bisschop Ottostraat, stond dan ook als Bavodorp bekend.
Ten zuiden van de Slachthuisstraat bouwden vooral verenigingen met een algemeen of socialistisch karakter. Volgens stedenbouwkundige Bert Kampmeijer valt dat in de bouwstijl terug te zien. ‘Ten noorden van de Slachthuisstraat is het strakker en eentoniger. De zuidzijde ziet er wat landelijker, vriendelijker uit. Een deel van de woningen aan de Noordzijde, bijvoorbeeld in de Vijfhuizerstraat, heeft nog de bouwstijl van arbeiderswoningen van rond 1900’.
De verzuiling kwam ook tot uiting in het verenigingsleven. Zo hadden beide delen een eigen speeltuinvereniging en een eigen voetbalclub. Bewoners van het gebied ten zuiden van de Slachthuisstraat richtten in 1925 de neutrale speeltuinvereniging Oosterkwartier op, de eerste speeltuin van Haarlem. In het noordelijk deel van de Slachthuisbuurt zag in 1930 de Roomskatholieke speeltuinvereniging Kindervreugd het licht. Dit deel van de Slachthuisbuurt vormt de bakermat van de katholieke voetbalvereniging TYBB. Het neutrale DCO heeft z’n roots in het zuidelijk deel.
Opvallend is overigens dat het oude deel van de Slachthuisbuurt eenheid uitstraalt terwijl zeker zeven verschillende woningbouwverenigingen aan het werk zijn geweest. In en rond de Friezenstraat en Saracenenstraat bevindt zich als vreemde eend in de bijt het enige blokje koopwoningen. Een particulier bouwde ze destijds. Uiterlijk verschillen deze woningen overigens nauwelijks van de omliggende bebouwing.
Componistenbuurt
Zo rond 1930 stagneerde de woningbouw door de economische crisis. Toch ontstond in de jaren ’30 weer behoefte aan goedkope woningen. Geld was er echter niet, en de spirit om iets moois neer te zetten evenmin. Uitbreidingen waren daarom goedkoop en rationeel. Woningbouwverenigingen kregen enkel overheidssteun voor de bouw van een minimumtype arbeiderswoning. Exponent hiervan vormt de Componistenbuurt. Deze buurt ligt ten Oosten van de Gouwwetering. De Gouwwetering fungeerde tot 1927 als grens met de gemeente Haarlemmerliede.
In tegenstelling tot het oudere gedeelte van de Slachthuisbuurt maakt de Componistenbuurt een uiterst sobere indruk. Zowel qua vormgeving als bebouwing. De woningbouwverenigingen St. Bavo en Ons Belang bouwden daar rond 1934 kleine eengezinswoningen in twee bouwlagen aan de Diepenbrockstraat, Bastiaanstraat en Dunklerstraat. Ook deze woningen waren bedoeld voor arbeiders en bijvoorbeeld lager kantoorpersoneel.
Basis voor de structuur vormde een stratenplan uit 1930. Het plan gaat niet meer uit van het gesloten bouwblok, zoals elders in de Slachthuisbuurt, maar van het open bouwblok. Dit levert lange, rechte straten op in noord-zuid richting. Net als in de latere bebouwing van de Van Zeggelenbuurt kwamen de straten haaks te staan op de bebouwing die er tot dan toe was. De straten volgen de richting van de later aangelegde Prins Bernhardlaan. Het openbaar groen en de openbare ruimte zijn nog beperkter dan in de rest van de Slachthuisbuurt. Een centraal plein of andere ontmoetingspunten, zoals kleine pleintjes, kent het buurtje niet.
De Componistenbuurt vormt duidelijk een buurt in de buurt. Niet alleen de vormgeving en bebouwing zorgen daarvoor. Het Slachthuiscomplex, ICTcentrum en Gouwwetering scheiden de Componistenbuurt van de rest van de Slachthuisbuurt. De buurt ligt hierdoor behoorlijk geïsoleerd. Versterkend effect op dit isolement heeft de voorzieningenstrook aan de westzijde van de Componistenbuurt. Momenteel herbergt deze strook onder andere een basisschool, korfbalveld en kerk. Door de barrièrewerking van de brede Prins Bernhardlaan heeft de Componistenbuurt evenmin aansluiting met Parkwijk.
1945-1960: voltooiing Slachthuisbuurt
Pas na WOII, eind jaren ’40 wordt ook het zuidelijk deel van de Componistenbuurt volgebouwd. Andermaal met eenvoudige rijtjeshuizen. Aan de Willem Pijperstraat komt een stripje voor zo’n zes winkels voor dagelijkse boodschappen. Dergelijke winkelstrips zijn typerend voor de jaren ’50 en ’60. Andere voorbeelden in Haarlem zijn het Nieuw Guineaplein en de Generaal Spoorlaan in Haarlem-Noord. Voor WOII vestigden winkels zich meestal in de doorgaande straten of op straathoeken.
Aan de Prins Bernhardlaan en aan de zuidkant van de Componistenbuurt verschijnen rond 1952 eenvoudige portiekflats. Deze flats vormen de voorbode van het laatste deel van de Slachthuisbuurt.
Na WOII heerst er grote woningnood in Haarlem. Net als in de Van Zeggelenbuurt schakelt men over op hoogbouw. Dit resulteert in stroken portiekflats aan de Schipholweg, omgeven door gemeenschappelijke groengebieden. Aan de Hannie Schaftstraat komt de gebruikelijke winkelstrip. In de flatstroken en de Componistenbuurt vestigen zich aanvankelijk veel jongeren uit het oude deel van de Slachthuisbuurt, als zij zelfstandig gaan wonen.
Consolidatie en stadsvernieuwing
De jaren die volgen staan in het teken van consolidatie en later van stadsvernieuwing. Woningbouwcomplexen ondergaan ingrijpende verbeteringen. Dit gebeurt via groot onderhoud of grondige renovatie. In de Nulmeting Haarlem Oost uit 1993 noemt de gemeente bovendien zes complexen die ze wat betreft kwaliteit en toekomstwaarde zeer twijfelachtig acht. De gemeente aarzelde tussen stringent opknappen of vervangende
nieuwbouw. Dat had ook te maken met de veranderde subsidiesystematiek in de stadsvernieuwing. Hierdoor moest de gemeente steeds een kosten-/batenafweging maken tussen opknappen en sloop/ nieuwbouw.
Plannen uit de eerste helft van de jaren ’90 om de complexen aan de Nijlstraat en Hof van Egmond te slopen stuiten op grote weerstand van de bewoners. Zij verenigen zich in bewonercommissies en slagen er uiteindelijk in de architectonische waarde van hun woningen erkend te krijgen. De complexen krijgen de status van gemeentelijk monument of kandidaatmonument en ondergingen een grondige opknapbeurt.
Als enige buurt in de Zomerzone herbergt de Slachthuisbuurt monumenten Februari 2003 waren het er 41. Daarnaast maken 114 objecten deel uit van een Plan van Aanpak. Nader onderzoek moet uitwijzen of deze objecten eveneens in aanmerking komen voor de status van gemeentelijk monument. Erkende gemeentelijke monumenten zijn onder andere de woningen aan de Nijlstraat en de twee boerenwoningen aan de Zomervaart. Onderdeel van het Plan van Aanpak is onder meer het Hof van Egmond.
De woningen in het noordelijke deel van de Bastiaanstraat en Dunklerstraat in de Componistenbuurt verdwenen wel. Zij maakten in 2002 plaats voor nieuwbouw. Enkele nieuwe straatjes in oost-west richting moeten het
eentonige beeld van lange, rechte straten wat doorbreken. De flats langs de Schipholweg staa. Ze zullen plaats maken voor nieuwbouw.
Bijzonder in de Componistenbuurt is De Kogellager. Een complex uit 1999 met 66 eengezinswoningen en een binnentuin met zitjes en speeltoestellen. Van de woningen bevindt een negentiental zich in de sociale huursector. De
overige 47 zijn koopwoning via een zogenaamde MEG-constructie. MEG wil zeggen Maatschappij Gebonden Eigendom. De bewoner koopt het huis van de woningcorporatie. Hij mag het huis alleen aan de corporatie
terugverkopen, tegen een vooraf bepaalde prijs. Zo kunnen ook mensen uit lagere inkomensgroepen zich een koophuis veroorloven.
Net als De Kogellager kwam ook andere nieuwbouw in de Slachthuisbuurt in plaats van oudbouw. Zo maakte een overbodig geraakt schoolgebouw op de hoek Zomervaart/ Gouwweteringkade in 1987 plaats voor een appartementengebouw.
Positief voor de Slachthuisbuurt is dat het concept-bestemmingsplan van eind 2002 een conserverend karakter heeft. De gemeente beschouwt de Slachthuisbuurt daarin als een levende en levensvatbare woonbuurt, met een aantal waardevolle woningcomplexen. Het plan constateert wel tekortkomingen en doet suggesties om die te ondervangen.
Voor het middengebied van de Slachthuisbuurt ontwikkelde de gemeente een apart plan. Dit plan voorziet onder meer in herinrichting van het gebied, aanleg van een buurtpark en een multifunctioneel centrum, woningbouw en
de verplaatsing van het woonwagenkampje. Met het plan hoopt de gemeente de hoeveelheid gebruiksgroen te vergroten, het isolement van de Componistenbuurt te verkleinen en het tekort aan buurtvoorzieningen te verhelpen. Voorjaar 2003 stagneerde de uitvoering. Door onzekerheid over het doorgaan van het Multifunctioneel centrum. Maar ook door tegenstand van de eigenaar van het Slachthuiscomplex, die een alternatief plan opstelde.
De komst van het genoemde woonwagenkampje aan de Oorkondelaan stond haaks op de bedoelingen van een groene zone rond het slachthuis. Het kampje kwam er in de jaren ’80 door het overheidsbeleid om grote woonwagenkampen te ontmantelen en kleine kampjes, verspreid over de stad, aan te leggen.
Het middengebied en de Schalkwijkerstraat zijn de enige gebieden waar de gemeente een concentratie van bedrijvigheid toestaat. Voor de rest is en blijft de Slachthuisbuurt een woonbuurt. In het middengebied vestigde zich in 1990 de Rijks Geologische Dienst (RGD). Dat gebeurde op grond gereserveerd voor eventuele uitbreiding van het Slachthuis. Na vertrek van de RGD werd het complex in 2000 een ICT-centrum voor allerlei bedrijven in
de sfeer van internet en automatisering.
Net als in de Oude Amsterdamsebuurt en Potgieterbuurt heeft de ‘palenpest’ ook in de Slachthuisbuurt toegeslagen. Bij zeventig woningen in de Slachthuisstraat, Zomerstraat en aan de Zomervaart zal herstel van fundering en, eventueel casco, plaatsvinden. Verder stond voorjaar 2003 voor zestig huizen de juiste oplossing nog ter discussie: herstel of sloop/ nieuwbouw.
In het Grote Stedenbeleid van de Rijksoverheid is de Slachthuisbuurt één van de drie gebieden in Haarlem die speciale aandacht en dus extra geld krijgen om de buurt te verbeteren. De Slachthuisbuurt kampt meer dan de meeste andere buurten in Haarlem met problemen op gebied van leefbaarheid en veiligheid. Dat heeft onder andere te maken met de samenstelling van bevolking en woningvoorraad en het relatief lage voorzieningenniveau.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten